Welke behandelingen zijn er voor plasklachten die verband houden met de prostaat en in welke situaties wordt een ingreep overwogen?
Een goede eerste beoordeling is essentieel. Zo kunnen we op zoek gaan naar wat we ‘rode kaarten’ noemen, met andere woorden ernstige ziektebeelden die we niet zomaar kunnen negeren. Zodra deze diagnoses van de baan zijn, hangt de behandeling vooral af van de impact van de symptomen op de levenskwaliteit van de patiënt.
Als de problemen te maken hebben met blaasvulling - frequente, dringende aandrang die soms moeilijk uit te stellen is - gaan we over op een behandeling die gericht is op het kalmeren van een overactieve blaas. Dit kan beginnen met geneesmiddelen zoals anticholinergica of bèta-3-agonisten. In sommige gevallen volgen meer specifieke opties zoals injecties met toxinebotuline rechtstreeks in de blaas, of neuromodulatie, een elektrische stimulering van bepaalde betrokken zenuwen.
Obstructieproblemen komen vaker voor en worden ook meer bestudeerd. De behandeling volgt een progressieve aanpak. Er wordt begonnen met fytotherapie, daarna gevolgd door alfablokkers, die helpen om de prostaat te ‘verwijden’. Als de symptomen aanhouden, kan de obstructie chirurgisch worden vrijgemaakt. Dit gebeurt bijna altijd endoscopisch (via de dikke darm), met meer of minder invasieve technieken en met meer of minder duurzame resultaten.
Een belangrijk punt om vooraf te bespreken: het vrijmaken van de prostaat kan soms invloed hebben op de zaadlozing. Dit is niet altijd het geval, maar omdat het voor veel patiënten belangrijk is, moet het duidelijk worden uitgelegd. Bovendien is er momenteel een echte toename aan minimaal invasieve technieken, omdat de vraag hiernaar bij patiënten groot is. Velen geven nu de voorkeur aan minder risicovolle behandelingen, waarbij hun seksuele functie zoveel mogelijk behouden blijft. En dat is volkomen terecht.