Wegens de nationale staking (29/04) en de feestdag (01/05) kan de levering van je pakje vertraging hebben.
Om pijn doeltreffend te behandelen is het belangrijk dat we in staat zijn om de intensiteit ervan te meten. Daarvoor heeft de patiënt verschillende middelen tot zijn beschikking.
Pijn is iets dat je persoonlijk ervaart. Eenzelfde pijnprikkel zal een andere gewaarwording opleveren bij verschillende personen.
Tal van factoren beïnvloeden de manier waarop iemand een pijnprikkel ervaart:
Aangezien pijn per definitie subjectief is, is hij moeilijk te meten. De patiënt is de enige die er zich bewust van kan zijn. Daarom zijn er verschillende schalen voor zelfevaluatie ontwikkeld om de patiënt te helpen de intensiteit ervan te beoordelen zodat zorgverstrekkers de pijn correct kunnen behandelen. De schalen blijven bruikbaar zolang de cognitieve functies van de patiënt niet achteruitgaan. Het is echter zeer belangrijk om altijd dezelfde schaal te blijven hanteren.
1) De eenvoudige verbale pijnschaal (SVRS): de patiënt geeft de intensiteit van zijn pijn aan volgens de volgende 5 niveaus:
2) De numerieke pijnschaal (NRS): de patiënt geeft zijn pijn een score van 0 “ik heb geen pijn” tot 10 “de pijn is ondraaglijk”.
3) De visuele analoge schaal (VAS): de patiënt verschuift een cursor op een horizontaal latje en duidt daarmee de intensiteit van zijn pijn aan. Er kunnen ook gezichten bij staan. In dat geval moet de patiënt het gezicht aanduiden dat zijn pijn het best uitdrukt. Aan de achterkant bevindt zich een millimeterschaal van 1 tot 10 cm zodat de arts een cijfer kan plakken op de pijn. De gezichtenschaal wordt vaak gebruikt voor kinderen vanaf vier jaar.
4) De relatieve verbale pijnschaal (RVRS) of de methode van de ‘beschrijvingen van de pijn’ gaat verder. Ze laat toe om het type gevoelde pijn te beschrijven. Voor elk type symptoom (steken, pijnscheuten, brandend gevoel, tintelingen, benauwende pijn, deprimerende pijn, enerverende pijn enz.) moet de persoon aanduiden of het de voorbije acht dagen afwezig, zwak, matig, sterk of extreem sterk was.
Voor personen die niet in staat zijn om hun pijn zelf te evalueren (oudere die lijdt aan dementie, een kind jonger dan vier jaar enz.) kunnen hetero-evaluatieschalen nuttig zijn. Dan is het een andere persoon (zorgverlener, helper, gezinslid) die de volgende pijnindicatoren zal observeren: gezichtsuitdrukking, lichamelijke bewegingen, schreeuwen of huilen, wakker zijn of slapen enz.
Ook voor chronische pijn bestaan er specifieke vragenlijsten. Het invullen van zulke vragenlijsten vergt meer tijd, maar de antwoorden zijn cruciaal om het type pijn waaraan de persoon lijdt en de impact ervan op alle aspecten van zijn leven goed te kunnen bepalen.