• Overgevoeligheid voor verapamil of voor één van de hulpstoffen • Cardiogene shock of ernstige hypotensie • Recent myocardinfarct gepaard gaande met verwikkelingen • A.V. blok van graad II of III, behalve bij patiënten met een pacemaker • Sinusknoop syndroom (bradycardie-tachycardie syndroom), behalve bij patiënten met een pacemaker • Congestieve hartinsufficiëntie • Supraventriculaire fibrillatie/flutter gepaard gaande met een preëxcitatie syndroom, bijvoorbeeld Wolf-Parkinson-White of Lown-Ganong-Levine syndroom.
Volwassenen 1 tablet 's morgens Indien nodig, 's avonds bijkomend 1/2 - 1 tablet Max. 2 tabletten /dag, tenzij kortstondige verhoging indien de toestand van de patiënt het vereist Toedieningswijze De tabletten zonder kauwen met een weinig vloeistof inslikken Liefst bij of kort na het eten 12 u wachten tussen 2 innames