Dosering voor elke diersoort, toedieningswijzen en toedieningswegen Intramusculair (I.M.) of subcutaan (S.C.) gebruik. Hond Het diergeneesmiddel kan 1 maal daags toegediend worden. Indien de werkingsduur geen 24 uren bedraagt, kan men een langwerkend insulinepreparaat gebruiken of eventueel het diergeneesmiddel tweemaal daags toedienen. Aanvangsdosis: 1 I.E./kg + aanvullende dosis naargelang het gewicht van het dier: Gewicht Aanvullende dosis < 10 kg ± 10 kg 12-20 kg 20 kg 1 I.E. 2 I.E. 3 I.E. 4 I.E. Voorbeeld: berekening totale aanvangsdosis/dag. Gewicht Totale aanvangsdosis 6 kg 10 kg 16 kg 30 kg 6 + 1 = 7 I.E. 10 + 2 = 12 I.E. 16 + 3 = 19 I.E. 30 + 4 = 34 I.E. 0,17 ml 0,30 ml 0,47 ml 0,85 ml Onderhoudsdosis: De onderhoudsdosis moet steeds strikt individueel bepaald worden. Het is de bedoeling dat men een plasmaglucoseconcentratie bekomt tussen 6 en 8 mmol/l over 24 uren. Dit geschiedt best aan de hand van de bepaling van het glucosegehalte in het bloed om de 2 uren gedurende 24 uren.