4.2 Dosering en wijze van toediening Dosering De start- en aanbevolen dosering van Brintellix is eenmaal daags 10 mg vortioxetine bij volwassen patiënten jonger dan 65 jaar. Afhankelijk van de individuele respons van de patiënt, kan de dosis verhoogd worden tot maximaal 20 mg vortioxetine eenmaal daags of verlaagd worden tot een minimum van 5 mg vortioxetine eenmaal daags. 5 mg komt overeen met 5 druppels. 10 mg komt overeen met 10 druppels. 15 mg komt overeen met 15 druppels. 20 mg komt overeen met 20 druppels. Na het verdwijnen van de depressieve symptomen is een behandeling van nog minstens 6 maanden aanbevolen om het antidepressieve effect te behouden. Stoppen van de behandeling Een geleidelijke verlaging van de dosering kan worden overwogen om ontwenningsverschijnselen te voorkomen (zie rubriek 4.8). Er zijn echter onvoldoende gegevens om specifieke aanbevelingen te doen voor een afbouwschema voor patiënten die met Brintellix worden behandeld. Speciale patiëntengroepen Oudere patiënten De laagste effectieve dosering van 5 mg eenmaal daags dient altijd te worden gebruikt als de startdosering bij patiënten ≥65 jaar. Voorzichtigheid is geboden wanneer patiënten ≥65 jaar worden behandeld met een dosering hoger dan 10 mg vortioxetine eenmaal daags waarvoor de gegevens beperkt zijn (zie rubriek 4.4). Cytochroom P450-remmers Afhankelijk van de individuele respons van de patiënt, kan een lagere dosis vortioxetine overwogen worden indien een sterke CYP2D6-remmer (bijvoorbeeld bupropion, kinidine, fluoxetine, paroxetine) toegevoegd wordt aan de behandeling met vortioxetine (zie rubriek 4.5). Cytochroom P450-inductoren Afhankelijk van de individuele respons van de patiënt, kan een aangepaste dosis vortioxetine overwogen worden indien een cytochroom P450-inductor (bijvoorbeeld rifampicine, carbamazepine, fenytoïne) toegevoegd wordt aan de behandeling met vortioxetine (zie rubriek 4.5).