Overgevoeligheid voor metoprolol of voor één van de hulpstoffen. Atrioventriculair blok van de 2de of de 3de graad, niet-gecompenseerde hartinsufficiëntie, uitgesproken sinusbradycardie, sinusknoopziekte, cardiogene shock, ernstige perifere vaataandoeningen. Patiënten met instabiele gedecompenseerde hartinsufficiëntie (longoedeem, hypoperfusie of hypotensie) en patiënten met continue of intermitterende behandeling met inotrope agonisten van de bèta-receptoren. Op basis van de huidige klinische ervaring is SELOKEN niet aangewezen bij patiënten met een myocardinfarct als de hartfrequentie lager is dan 45 slagen/min., het PQ-interval groter dan 0,24 sec., de systolische bloeddruk lager dan 100 mm Hg en/of in geval van een ernstige hartinsufficiëntie.
Hartritmestoornissen, met name supraventriculaire tachyaritmie Tijdens de acute fase van een myocardinfarct, voor het instellen van een behandeling met bètablokkers alvorens de orale vorm wordt toegediend
Hartritmestoornissen Startdosis: tot 5 mg (1 - 2 mg/min.) Indien nodig deze dosis herhalen met intervallen van 5 minuten Myocardinfarct: acute fase Zo snel mogelijk na de opname toedienen Onmiddellijk na stabilisatie 3 injecties van 5 mg met intervallen van 2 minuten toediend, afhankelijk van de respons Bij patiënten die de 15 mg goed hebben verdragen, 15 minuten na de laatste IV injectie een orale behandeling opstarten met 50 mg om de 6 uur gedurende 48 uur Bij patiënten die de IV dosis niet goed hebben verdragen, de orale behandeling bv. met de helft van de dosis opstarten