• Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de in "Samenstelling" vermelde hulpstoffen. • Keto-acidose, precoma diabeticum. • Nierfalen of nierdysfunctie (creatinineklaring • Acute aandoeningen waarbij een risico op verandering van de nierfunctie bestaat, zoals: dehydratatie, ernstige infectie, shock. • Acute of chronische aandoeningen die weefselhypoxie kunnen veroorzaken, zoals: hartfalen of pulmonaire insufficiëntie, recent myocardinfarct, shock. • Leverinsufficiëntie, acute alcoholvergiftiging, alcoholisme.
Type 2 diabetes mellitus Volwassenen: als monotherapie of in combinatie met andere orale antidiabetica of met insuline Kinderen vanaf 10 jaar en adolescenten: als monotherapie of in combinatie met insuline
Volwassenen Aanvangsdosis: 500 of 850 mg, 2 à 3 x/dag Na 10 tot 15 dagen: dosering aanpassen op basis van bloedglucosespiegelbepalingen Dosisverhogingen dienen geleidelijk te gebeuren Max. dosering: 3 g per dag, in 3 giften Aanvangsdosis: 500 of 850 mg, 2 of 3 x /dag Insulinedosering aanpassen op basis van bloedglucosespiegelbepalingen Kinderen > 10 jaar Startdosering: 500 of 850 mg, 1x /dag Na 10 tot 15 dagen: dosering aanpassen op basis van bloedglucosespiegelbepalingen Dosisverhogingen dienen geleidelijk te gebeuren Max. dosering: 2 g per dag, in 2 of 3 giften. Toedieningswijze Tijdens of na de maaltijd